LSR-Kennisbank

Sterk in Medezeggenschap

Om de positie van patiënten te versterken, zijn patiëntenrechten vastgelegd in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO). De wet bepaalt om te beginnen dat de hulpverlener de cliënt in begrijpelijke taal moet informeren over zijn ziekte of aandoening, de voorgestelde behandeling, alternatieven, gevolgen van de behandeling, medicijnen en bijwerkingen. De hulpverlener moet de cliënt duidelijk vertellen wat het plan is met betrekking tot de behandeling en waarom. Als de cliënt aangeeft geen informatie te willen, moet de hulpverlener dit accepteren, tenzij dit voor de cliënt of iemand anders nadelig is.

De WGBO bepaalt verder dat de cliënt toestemming moet geven voor een bepaalde behandeling. Alleen in acute situaties mag een hulpverlener handelen zonder toestemming. Het belangrijkste wat de WGBO van hulpverleners verwacht, is het verlenen van goede zorg. Daarbij hebben hulpverleners op grond van hun deskundigheid het recht om eigen beslissingen te nemen. Ze hoeven niet te doen wat een cliënt wil, maar ze mogen ook niets doen zonder diens toestemming. Van cliënten wordt verwacht dat ze hulpverleners duidelijk en volledig informeren, en dat ze ook zelf initiatief nemen.

De WGBO geeft ook voorschriften over het omgaan met het dossier van cliënten:

  • Recht op inzage. Iedere hulpverlener is verplicht een dossier bij te houden, waarin alle gegevens staan die betrekking hebben op de behandeling en het verblijf in de instelling. De cliënt heeft het recht dit dossier in te zien, behalve als daarin ook gegevens over anderen staan; dan is hun toestemming nodig. Alleen de cliënt of diens wettelijk vertegenwoordiger en degenen die recht- streeks bij de behandeling betrokken zijn, mogen het dossier inzien. De hulpverlener moet het dossier zorgvuldig bewaren, hij moet voorkomen dat onbevoegden het kunnen inzien. Zo moet de kast waarin het dossier is opgeborgen, op slot zijn.
  • Recht op kopie. Op zijn verzoek kan de cliënt een kopie van zijn dossier of een deel daarvan krijgen. Hiervoor mag de hulpverlener een redelijke vergoeding vragen.
  • Recht op correctie en aanvulling. Als de cliënt het niet eens is met de inhoud van zijn dossier, kan hij de hulpverlener vragen dit te veranderen. Als de hulpverlener de gegevens niet wil veranderen, moet hij uitleggen waarom niet. De cliënt mag zijn eigen visie op de behandeling opschrijven, die dan door de hulpverlener aan het dossier moet worden toegevoegd.
  • Bewaartermijn. De gegevens uit het dossier moeten minimaal vijftien jaar worden bewaard; na die tijd mogen ze worden vernietigd. De cliënt mag ook zelf om vernietiging vragen. De hulpverlener moet op zo’n verzoek ingaan, tenzij iemand anders daar nadeel van zou kunnen ondervinden. Als de hulpverlener de gegevens niet wil vernietigen, moet hij aan de cliënt uitleggen waarom niet.

De WGBO bepaalt dat de privacy van cliënten moet worden gerespecteerd. Alles wat zij bespreken met hun hulpverleners, moet geheim blijven. Alleen de wettelijk vertegenwoordigers van een cliënt en de vervangers van zijn hulpverlener mogen op de hoogte worden gebracht van de situatie van de  cliënt. Daarbij mag alleen díe informatie worden doorgegeven die beslist nodig is voor de behandeling. Dit betekent ook dat zaken zo besproken moeten  worden dat de privacy van de cliënt gewaarborgd is. Er moet bijvoorbeeld ruimte zijn om rustig te praten, zonder dat anderen kunnen meeluisteren. Voor het doorgeven van gegevens voor wetenschappelijk onderzoek of statistieken moeten hulpverleners eerst toestemming vragen aan de betreffende cliënten.

Dit hoeft niet als de gegevens niet te herleiden zijn tot personen. Het beroepsgeheim van de hulpverlener blijft bestaan als een cliënt is overleden. Nabestaanden hebben geen inzagerecht. Er is alleen inzagerecht als de toestemming van de overledene verondersteld kan worden of als de nabestaanden zulke zwaarwegende belangen hebben dat het beroepsgeheim hiervoor kan wijken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij gegevens over bepaalde erfelijke ziektes.

De WGBO regelt de vertegenwoordiging van cliënten die niet voor zichzelf kunnen beslissen. Als er niets op papier is geregeld, zijn dat in eerste instantie de partner, ouders, kinderen, broers of zussen. Kinderen onder de twaalf jaar mogen niet voor zichzelf beslissen, dat doen hun ouders of voogd voor hen. Aan jonge kinderen moet wel op een begrijpelijke manier worden uitgelegd wat er met hen gaat gebeuren. Kinderen tussen de twaalf en de zestien jaar mogen hun eigen mening geven over de behandeling of begeleiding. Er wordt dan toestemming gevraagd aan zowel de ouders als het kind. Zijn de ouders en het kind het niet met elkaar eens, dan zal de hulpverlener in principe doen wat het kind wil. Vanaf zestien jaar geldt een patiënt volgens de WGBO als volwassene. Dan krijgen de ouders ook geen informatie meer over hun kind zonder toestemming van het kind zelf.

Cliënten die een klacht hebben over de wijze waarop medewerkers omgaan met de bepalingen uit de WGBO, kunnen een klacht indienen bij de de instelling.

Waar u met de cliëntenraad op kunt letten

  • Als de instelling bezig is met relevante ontwikkelingen, met name op het gebied van het elektronisch patiëntendossier of gegevensbeheer, ga dan na of deze overeenstemmen met de WGBO.
  • Ga na hoe cliënten op de hoogte worden gebracht van hun rechten op grond van de WGBO, bijvoorbeeld over het inzagerecht in hun dossier.
  • Ga na of cliënten voldoende en op de juiste manier geïnformeerd worden over hun rechten.